1. Het is belangrijk in gedachten te houden dat wonderen en visie noodzakelijkerwijs samengaan. Dit moet worden herhaald, telkens weer herhaald. Het is een centraal idee in jouw nieuwe denksysteem en de waarneming die het in het leven roept. Het wonder is altijd aanwezig. Zijn aanwezigheid wordt niet veroorzaakt door jouw visie; zijn afwezigheid is niet het resultaat van jouw onvermogen te zien. Alleen je bewustzijn van wonderen is beïnvloed. Je zult ze zien in het licht; je zult ze niet zien in het donker.
2. Voor jou is licht dus van doorslaggevend belang. Zolang je in het duister verblijft, blijft het wonder ongezien. Aldus ben je ervan overtuigd dat het er niet is. Dit volgt uit de premissen waaruit de duisternis ontstaat. De ontkenning van het licht leidt tot het onvermogen het waar te nemen. Onvermogen het licht waar te nemen is hetzelfde als duisternis waarnemen. Het licht is dan nutteloos voor jou, ook al is het er. Je kunt het niet gebruiken, omdat zijn aanwezigheid jou onbekend is. En de schijnbare werkelijkheid van de duisternis maakt het begrip licht betekenisloos.
3. Te horen krijgen dat wat jij niet ziet er toch is, klinkt jou als waanzin in de oren. Het is erg moeilijk ervan overtuigd te raken dat het waanzin is niet te zien wat er is, en in plaats daarvan te zien wat er niet is. Je twijfelt er niet aan dat de ogen van het lichaam kunnen zien. Je twijfelt er niet aan dat de beelden die ze jou vertonen werkelijkheid zijn. Jij stelt je vertrouwen in de duisternis, niet in het licht. Hoe kan dit worden omgekeerd? Voor jou is het onmogelijk, maar hier sta je niet alleen voor.
4. Je inspanningen, hoe gering die ook mogen zijn, worden krachtig ondersteund. Als je besefte hoe groot die kracht is, zouden je twijfels verdwijnen. Vandaag zullen we ons aan een poging wijden jou deze kracht te laten voelen. Wanneer jij de kracht in je gevoeld hebt die alle wonderen moeiteloos binnen je bereik brengt, zul je niet twijfelen. De wonderen die door jouw gevoel van zwakheid verborgen worden gehouden, zullen plots in je bewustzijn opduiken zodra jij de kracht in je voelt.
5. Reserveer vandaag drie keer ongeveer tien minuten voor een stille tijd waarin jij probeert je zwakheid achter je te laten. Dit valt heel eenvoudig te bereiken wanneer je jezelf instrueert dat jij niet een lichaam bent. Je laat je vertrouwen uitgaan naar wat jij wilt en je geeft je denkgeest dienovereenkomstig instructies. Je wil blijft jouw leraar, en je wil heeft alle kracht te doen wat hij verlangt. Jij kunt aan het lichaam ontsnappen als je dat verkiest. Je kunt de kracht in jou ervaren.
6. Begin de langere oefenperioden met de volgende formulering van werkelijke oorzaak-en-gevolg-relaties:
Wonderen worden gezien in het licht.
De ogen van het lichaam nemen het licht niet waar.
Maar ik ben niet een lichaam. Wat ben ik?
De vraag waarmee deze formulering eindigt, is nodig voor onze oefeningen vandaag. Wat jij denkt dat je bent is een overtuiging die ongedaan moet worden gemaakt. Maar wat jij werkelijk bent, moet jou worden geopenbaard. De overtuiging dat je een lichaam bent vraagt om correctie, omdat het een vergissing is. De waarheid van wat jij bent doet een beroep op de kracht in jou om je bewust te maken van hetgeen door die vergissing wordt verhuld.
7. Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan? Je moet je bewust zijn van wat de Heilige Geest aanwendt om in jouw denkgeest het beeld van een lichaam te vervangen. Je moet iets voelen waarin jij je vertrouwen kunt stellen op het moment dat je dat weghaalt van het lichaam. Je hebt een echte ervaring van iets anders nodig, iets stevigers en zekerders, meer je vertrouwen waard en werkelijk aanwezig.
8. Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan? Vraag dit in alle oprechtheid en besteed er dan enkele minuten aan om je verkeerde gedachten over je eigenschappen te laten corrigeren en te laten vervangen door hun tegendeel. Zeg bijvoorbeeld:
Ik ben niet zwak, maar sterk.
Ik ben niet hulpeloos, maar door en door krachtig.
Ik ben niet begrensd, maar onbegrensd.
Ik ken geen twijfel, maar ben zeker.
Ik ben geen illusie, maar werkelijkheid.
Ik kan in het duister niet zien, maar wel in het licht.
9. Probeer in de tweede fase van de oefenperiode deze waarheden over jezelf te ervaren. Concentreer je in het bijzonder op het ervaren van kracht. Onthoud dat elk gevoel van zwakheid te maken heeft met de overtuiging dat jij een lichaam bent, een overtuiging die op een vergissing berust en geen geloof verdient. Probeer je geloof ervan los te maken, al is het maar voor even. Al verder gaande zul je eraan gewend raken om trouw te blijven aan wat waardevoller in jou is.
10. Ontspan je voor de rest van de oefenperiode, in het vertrouwen dat je inspanningen, hoe pover ook, volledig gesteund worden door de kracht van God en al Zijn Gedachten. Van Hen zal jouw kracht komen. Door Hun krachtige steun zul jij de kracht in je voelen. Zij zijn met jou verenigd in deze oefenperiode, waarin jij eenzelfde doel hebt als Zij. Hun licht is het licht waarin jij wonderen zult zien, want Hun kracht is de jouwe. Hun kracht wordt jouw ogen, opdat jij zult zien.
11. Breng jezelf vijf tot zes keer per uur, met redelijk regelmatige tussenpozen, in herinnering dat wonderen worden gezien in het licht. Zorg er ook voor dat je verleidingen tegemoettreedt met het idee van vandaag. Voor dat speciale doel zou deze vorm nuttig kunnen zijn:
Wonderen worden gezien in het licht. Laat ik vanwege verleidingen mijn ogen niet sluiten.